Weerzien met een Kaapverdisch eiland
Last van een beginnende depressie? Knaagt de fado aan uw ziel en verdrinkt u in de saudade? Laat de antidepressiva ongemoeid en spoedt u naar de boekhandel om De humeuren van meneer Utac aan te schaffen. Deze wonderbaarlijke roman staat garant voor een goed humeur en valt misschien nog wel het beste te duiden als een soort Bob den Uyl met Afrikaanse ziel: poëtisch en droog-komisch tegelijk, magisch realistisch als een Zuid-Amerikaanse vertelling, filosofisch en hilarisch, diep en geestig, vrolijk en droef, kortom een exuberant boek dat als een veelkleurige tropische bloem is opgebloeid in de zompige polder van de Nederlandse letteren.
Tekst: René Zwaap
Het betreft hier het late debuut van Guilherme Mendes da Silva, geboren in 1935, ex-kapitein op de grote vaart van Kaapverdische komaf en woonachtig in Rotterdam. Hij is de vader van de voetballer David Mendes da Silva (plus nog 6 andere kinderen bij in totaal 5 vrouwen, zoals zijn cv op de achterflap van het boek met gepaste trots vermeldt) en schreef een naar hij zelf zegt lichtelijk autobiografisch boek over een Kaapverdische Rotterdammer die begin jaren ’60, na 15 jaar in Rotterdam en op zee te hebben verbleven, terugkeert naar zijn geboorte-eiland Santiago en daar de confrontatie aangaat met zijn verleden, terwijl hij zijn Rotterdamse vriendin moet zien te laveren langs tal van voormalige love interests en opdringerige concurrenten.
Rijkelijk laat debuut
Mendes da Silva schreef dit rijkelijk late debuut in het Portugees, en dan nog een Portugees dat op smaak is gebracht is met exotische Kaapverdische kruiden. Met dank aan een bijdrage van het Nederlandse Letterenfonds werd de roman naar het Nederlands omgezet door de onvolprezen Arie Pos, die ons onlangs ook nog de eerste integrale vertaling van de Lusíadas van Camões bracht en hier alleen al op grond van de vertalingen van de virtuoze taalgrappen van Mendes da Silva wederom een Nobelprijs voor Vertaalwerk zou hebben verdiend als die had bestaan .
Muzikaal zeevaardersvolk
De Humeuren van Meneer Utac biedt een fascinerend, inside portret van de inwoners van de Kaapverdische eilanden, een muzikaal zeemansvolk dat leeft op een afgelegen archipel van 15 kleine eilanden in de Atlantische Oceaan. In de 15e eeuw troffen de Portugezen op hun eerste grote ontdekkingstochten deze eilandengroep onbewoond aan om er vervolgens Afrikanen van het vasteland (Guinee) als slaaf naar toe te brengen. De meerderheid van de Kaapverdiërs is creools, in de mannelijke lijn overwegend Europees en in de vrouwelijke lijn West-Afrikaans. In 1974 wisten de Kaapverdische eilanden zich als eerste Portugese kolonie los te scheuren van Lissabon, samen met Guinee-Bissau aan de West-Afrikaanse kust. De verzetsgroepen van de twee landen hadden zich in hun strijd tegen de Portugezen verenigd onder leiding van de legendarische Amílcar Cabral, die in Guinee-Bissau werd geboren maar Kaapverdische ouders had. Na de zwaar bevochten onafhankelijkheid brak er voor de Kaapverdische eilanden geen gouden dageraad aan. Er wonen nu ongeveer 500.000 mensen op de eilanden en evenzoveel daarbuiten (alleen al Rotterdam telt 30.000 bewoners van Kaapverdische komaf). Het verschil tussen degenen die achterbleven en degenen die gingen is het grote thema van de roman van Mendes da Silva.
Spataderen van de Hoofdpijn
Meneer Utac, die voluit Utac Varizes das Dores de Cabeça (‘Spataderen van de Hoofdpijn’ ) heet, arriveert op een lentemorgen in de haven van Praia, de hoofdstad van het eiland Santiago en van de Republiek Cape Verde. Bij aankomst gaat het al gelijk mis als hij ruzie krijgt met een kruier over de 20 escudos die deze vraagt voor het droog overbrengen van zijn twee koffers, twee tassen en een plunjebaal met de sloep naar land. ‘Schurken, boeven, corrupte schavuiten, oplichters!’, scheldt Utac. ‘Jullie komen je land niet uit en zo blijven jullie altijd arme blinde sloebers, net kuikens die niet uit hun ei komen!’
Ferme dosis wrok
Daarmee is de toon gezet. Meneer Utac is naar zijn geboortegrond teruggekeerd met een ferme dosis wrok die garant staat voor een spervuur Heminwayaanse scheldtirades. ‘Dit land ligt nog altijd waar het lag en het is geen zier veranderd. De evolutie is hier nooit doorgedrongen en zelfs niet in de buurt om ten minste iets van haar aroma achter te laten. De mensen bezwaren wie van ver komt nog steeds met hun zelfde kwalijke geur en hun zelfde slechte humeur. Ik weet niet wat ik hier kom doen, behalve lachen om iedereen die lachte toen ze me zottekop noemden, alleen omdat ik af en toe inspiratie voelde om een paar gedichten te schrijven, omdat ik alleen maar viel op mooie meisjes die me niet wilden en alleen om de naam van droevige zottekop die ze me onterecht gaven. Nu zal ik eens laten zien dat ik intelligenter ben dan zij allemaal, dat ik mijn ogen goed de kost geef, dat ik meer heb gezien dan zij. En dat ik veel buitenlandse vrouwen heb versierd, en alleen mooie’.
Roomblanke Rotterdamse sensatie
Dat laatste blijkt al snel als Trudy, de Nederlandse vriendin van Meneer Utac, na enige dagen plotseling voor zijn neus staat. De complicaties die de aanwezigheid van Trudy oproepen (de roomblanke Rotterdamse is een sensatie op de stranden van Santiago maar Utac heeft zijn hart inmiddels aan nog twee dames verloren) bezorgen Utac de nodige hoofdpijn en vormen de rode draad van deze rijke vertelling, die in het voorbijgaan tal van de grote levensvragen behandelt. Utac en Trudy ontmoeten de ex-geliefden van Utac, een zoon van wie hij het bestaan niet wist, ze zien heksen en geesten, gevaarlijke dronkaards, gladde versierders, zingende godinnen, drinken grogue (aguardente) op mornafeesten (de morna is de Kaapverdische fado, bekend van o.m. de diepbetreurde Césaria Evora) , komen terecht bij de gevreesde strafkolonie van Tarrafal en lijden ook nog eens schipbreuk op volle zee waarna ze maar ternauwernood veilig terugkeren in de Rotterdamse Waalhaven. Daartussendoor maken Utac en Trudy ook ruzie over de Portugese dictator Salazar – volgens Meneer Utac ‘de intelligentste politicus van de hele wereld en alle tijden’ en over het gebrek aan alles op de eilanden, dat Trudy wijt aan de onwil van de Portugezen om de kolonie op te stuwen in de vaart der volkeren.
Salazarist en Neerlandofiel
Via Meneer Utac leren we niet aleen de Kaapverdiërs beter kennen, maar ook over de Nederlandse mentaliteit komt in zicht. Meneer Utac over de Nederlandse manier van rouwverwerking: ‘Hollanders zijn realistisch en maken zich geen illusies over de dood, die voor hen een realiteit en een onveranderlijke natuurwet is. Zolang een zieke ademt of er hoop bestaat dat zijn of haar hart weer gaat kloppen, doen ze alles wat ze kunnen om te zorgen dat de patiënt niet overlijdt , maar als ze begrijpen dat er niets meer kan worden gedaan aanvaarden ze dat en kort nadat ze zekerheid hebben dat het onafwendbare werkelijkheid is geworden, berusten ze daarin. Ze zijn bijna altijd emotioneler over het nieuws dat iemand een fatale ziekte heeft dan over een sterfgeval. Ze hebben verdriet en leven erg mee tijdens de periode van ziekte en lijden waarin leven en dood op de weegschaal liggen, maar zodra de dood zwaarder blijkt en het leven overwint verschijnen rust en aanvaarding in hun geest. Plotselinge sterfgevallen, ook de meest tragische, zijn voor hen als een onverwachte bliksemflits begeleid door een zware donderslag die hun wel schrik aanjaagt maar geen doodschrik bezorgt omdat ze weten dat het een natuurwet en een natuurfenomeen is. Niemand kan zeggen dat ze ongelijk hebben. Zij hebben evenveel gelijk als wij: zij zijn nu eenmaal anders’.
Zelden werd de Nederlandse koudbloedigheid bij sterfgevallen op warmere wijze beschreven! Kortom dit boek is een parel van hedendaagse lusofone literatuur dat nota bene tot volle wasdom is gekomen in de Lage Landen.
De Humeuren Van Meneer Utac
Guilherme Mendes Da Silva
Uitgeverij Nieuw Amsterdam
€ 22,95