Home > Achtergrond > Politiek overlevingskunstenaar
AchtergrondAngola

Politiek overlevingskunstenaar

De Angolese president José Eduardo dos Santos is een van de rijkste mannen van Afrika, zo niet van de wereld. Zijn land is rijk aan olie en diamanten, maar niettemin gaat tweederde van de bevolking nog steeds diep onder armoede gebukt.

door René Zwaap

Wat is de kracht van José Eduardo dos Santos (Luanda, 1942) dat hij zich nu al gedurende vier decennia heeft kunnen handhaven als president van Angola? De president is geen groot spreker, bezit voor het overige ook niet over charismatische gaven, maar met zijn perfecte maatkostuums en aristocratisch grijzende haar is hij wel een elegante verschijning in de society-pers, samen met first lady Ana Paula. De familie Dos Santos straalt in alles succes uit. Oudste dochter Isabel – alias ‘a rainha’ de koningin – is een geslaagde zakenvrouw, gespecialiseerd in onroerend goed, telecommunicatie en diamanten. Jongste dochter Tchizé, alias ‘de prinses’, zwaait de scepter over ‘Tropical’, een glossy blad voor de jetset van Luanda. Toen Tchizé in 2003 trouwde met een Portugese landbouwingenieur, ging dat gepaard aan een twee dagen durend feest zonder weerga in Lissabon. Het eten was bereid door de chef van het Ritz-hotel, en het toetje was de verkiezing van Miss Angola.

Gefluisterd wordt dat de president een dollar per geëxporteerd vat olie op privé-bankrekeningen in Zwitserland en de Kaaimaneilanden gestort krijgt. Momenteel voert Angola meer dan een miljoen vaten olie per dag uit, vooral naar de Verenigde Staten, volgens welke rekensom de Glorieuze Leider per dag een miljoen dollar zou opstrijken. Zakenblad Forbes rekende Dos Santos tot een van de rijkste mannen van de wereld.

Angola is de op een na grootste olieleverancier van Afrika, de op twee na grootste diamantenexporteur van de wereld, en daarnaast nog eens uitverkoren met enorme meren en rivieren. Met name China investeert voor miljarden in fabrieken, waterkrachtcentrales en infrastructuur. Maar alleen een kleine elite profiteert. Tweederde van de Angolese bevolking leeft nog steeds onder de armoedegrens. 27 procent van hen moet het zelfs doen met minder dan één dollar per dag. Het kindersterftecijfer is een van de hoogste ter wereld. Cholera-epidemieën houden vernietigend huis in de sloppenwijken van de metropool Luanda , waar 5 van de 12 miljoen Angolezen wonen in onafzienbare bidonvilles.

‘Zé Du’, zoals de naam van de president door het volk wordt afgekort, kwam op 28 augustus 1942 ter wereld in Sambizanga, een van de armste delen van Luanda. Zijn vader was steenhouwer annex metselaar, zijn moeder huisvrouw. Angola was in die tijd nog kolonie van Portugal. De zwarte bevolking fungeerde als goedkope arbeidskracht, en diende dan ook niet te studeren. Vanwege zijn capaciteiten werd voor Dos Santos een uitzondering gemaakt. Hij kreeg kans een middelbare school-opleiding te volgen. Zijn lot zou moeten zijn dat van de ‘assimilado’, zoals de kolonialen de uitverkorenen onder de lokale bevolking noemden die een kans kregen op (semi)-volwaardig burgerschap.

Maar Dos Santos besloot anders. Reeds op jonge leeftijd voegde hij zich bij de gelederen van de MPLA, de bevrijdingsbeweging van Angola, geleid door dichter-arts Agostinho Neto, die vanaf 1961 het gewapend verzet opnam tegen het bewind dan de Portugese dictator Salazar. Hij vertegenwoordigde de MPLA in Brazzaville, Congo en studeerde enige jaren in de Sovjet-Unie (Bakoe), waar hij een academische graad verwierf in oliewinningstechniek. Zoals de hele toenmalige MPLA-top bekeerde Dos Santos zich tot Marx en Lenin.
Na de onafhankelijkheid van Angola in 1975 werd hij minister van Buitenlandse Zaken. Toen president Agostinho Neto in 1979 overleed, werd de 37-jarige Dos Santos unaniem tot diens opvolger gekozen. Kort daarop viel Zuid-Afrika Angola aan, en begon een lange, miljoenen levens kostende oorlog, met aan de ene kant het leger van de MPLA, gesteund door Russen en vooral Cubanen, en aan de andere kant de door Zuid-Afrika, VS en China gesteunde Unita-troepen van rebellenleider van Jonas Savimbi. De Angolese burgeroorlog kwam mede voort uit tribale tegenstellingen: Dos Santos is van de quimbundo-stam, Savimbi was ovimbundo, twee volkeren die elkaar naar het leven stonden. Die oorlog duurde met tussenpozen tot 2002, toen Savimbi werd doodgeschoten door regeringstroepen.

Dat Dos Santos nu nog steeds zo’n grip heeft op Angola, heeft hij ironisch genoeg vooral te danken aan zijn kwelgeest Savimbi. Bij leven joeg Savimbi, die met zijn troepen een groot deel van de binnenlanden onder controle had, de stadsbewoners de stuipen op het lijf met zijn dreigende redevoeringen en barbaarse praktijken als heksenverbrandingen. Daarbij vergeleken leek Dos Santos het toonbeeld van kalmte. Toen MPLA en Unita in 1992 de wapens even neerlegden en er verkiezingen kwamen in Angola, won Dos Santos dan ook al gelijk in de eerste ronde, met hulp van een uitgekiende campagne bedacht door een groot Braziliaans pr-bureau , dat hem wist te profileren als de vader des vaderlands. Savimbi weigerde de overwinning te erkennen, waarna de oorlog weer verder ging.

In de jaren onder Dos Santos transformeerde Angola van ‘Afro-stalinisme’ tot wild kapitalisme. Dos Santos, al even plooibaar, groeide in zijn rol mee. Tijdens het Tweede Partijcongres van de MPLA van 1985 werd hij als ‘held van de revolutie’geprezen. Uit een partijmotie over de president uit dat jaar: ‘Zijn prestige en zijn autoriteit, evenals het respect en de bewondering die hij geniet bij de leden van de partij en de bevolking, zijn telkens groter geworden, dankzij zijn vasthoudendheid en eerlijkheid ten opzichte van de principes van de revolutie’.

Die ‘principes van de revolutie’ werden in de loop van de jaren negentig echter stuk voor stuk bij het groot vuil gezet. De macht van de MPLA brokkelde af, en verschoof steeds meer naar de president en zijn omgeving (lees: het leger). Alles in Angola draait om Dos Santos: zo is de Fundação (Stichting) José Eduardo dos Santos de grootste sociaal-charitatieve organisatie van het land. Een van de eerste initiatieven van deze club was overigens het voordragen van de president voor de Nobelprijs van de Vrede, een initiatief dat zelfs de president blijkbaar te ver ging, want de nominatie werd op het laatste moment weer ingetrokken.
‘Alleen in Angola werd het socialistische systeem afgebouwd door zijn belangrijkste vertegenwoordigers’, aldus de Angolese schrijver José Eduardo Agualusa. ‘Maar deze mensen gingen niet samen met het systeem ten onder. Ze gingen door. José Eduardo dos Santos mag een dictator zijn, maar ik zie hem niet als bloeddorstig. Wat hij en de MPLA doen is het opkopen van mensen als die in de weg lopen, waarmee deze democratie van marionetten in stand wordt gehouden zonder te verruwen – het is een dicatuur light’.

Toch is het niet verstandig om de president openlijk te kritiseren. De gevreesde ‘ninja’s’, de mobiele interventietroepen van de politie, maken korte metten met demonstraties die niet door de regering zijn gelast. Kritische journalisten gingen of de cel in of ontvluchtten het land. Ex-rebellenbeweging Unita mort, maar waagt zich niet aan al te scherpe kritiek, zolang haar gewezen warlords genoeg geld krijgen toegeschoven. De presidentsverkiezingen worden ieder jaar weer uitgesteld.
Ondertussen blijft het schandalen regenen. De jongste affaire heet ‘Angola-gate’. Amerikaanse en Europese oliemaatschappijen blijken de buitenlandse privé-bankrekeningen van Dos Santos c.s. te hebben gespekt met honderden miljoenen euro’s aan ‘leningen’. In ruil daarvoor kreeg men de begeerde Angolese olie en diamanten. Eind 2006 gingen de Zwitserse autoriteiten over tot bevriezing van een bankrekening van Dos Santos, waar 100 miljoen euro aan dubieus verkregen geld op zou staan. Zoals altijd doet de regering-Dos Santos dit onderzoek af als ‘anti-Angolese propaganda’.
Wanneer Dos Santos, die al vanaf 1998 beweert dat hij wil vertrekken als president, daadwerkelijk zal aftreden blijft vooralsnog een mysterie. Er gaan geruchten dat de president lijdt aan prostaatkanker en niet lang meer te leven heeft. Een opvolger heeft hij echter nog steeds niet aangewezen.

Dit artikel stond in iets gewijzigde vorm eerder geplaatst in het voorjaarsnummer van Zuidelijk Afrika Magazine (ZAM), een uitgave van Niza, zie www.niza.nl