Het koloniale drama
Met zijn roman ‘Equador’ (Evenaar) ontketende de Portugese schrijver Miguel Sousa Tavares een fel debat over de koloniale erfenis van Portugal in Afrika. Een interview.
Equador verkocht in Portugal meer dan 180.000 exemplaren en lokte felle debatten uit over de zegeningen van de Portugese koloniale tijd in Afrika.
Sousa Tavares maakt een onbarmhartig einde aan de sentimentele cultus van verlangen en heimwee, het ‘saudadismo’, dat in Portugal nog volop bestaat rond het verlies van Angola, Mozambique, Guinee-Bissau, Cabo Verde en São Tomé e Principe. Het boek is inmiddels in vele talen, ook het Nederlands, verschenen en wordt binnenkort verfilmd.
In zijn roman laat Sousa Tavares er geen twijfel over bestaan: de Portugese overheersing in Afrika was een megatragedie. Niet alleen voor miljoenen Afrikanen, maar ook voor vele Portugezen. In feite is zijn boek een uitgestelde antikoloniale aanklacht zodat al wordt gesproken over de ‘Portugese Max Havelaar’.
Sousa Tavares (1951), zoon van de grote dichteres Sophia de Mello Breyner Andersen, staat in Portugal bekend om zijn scherpzinnige, ongezouten meningen en is een veelgevraagde commentator voor kranten en tv. ‘Ik denk dat mijn boek zo hard is aangekomen, omdat het de eerste keer is dat er in de Portugese literatuur kritisch wordt teruggekeken op het koloniale tijdperk?’, stelt hij. ‘Er rust in Portugal sowieso een taboe op terugkijken op dat tijdperk, anders dan de plichtmatige reünies van ex-militairen die hebben gevochten in de jungle van Angola, Mozambique en Guinee-Buissau. Wat Portugal nu al die eeuwen precies heeft uitgespookt in Afrika wordt niet eens behandeld op de middelbare school.’
Het appartement van de schrijver in de oude Lapa-wijk van Lissabon, met zicht op de Taag, staat vol Afrikaanse kunst en tapijten. Sousa Tavares maakte vele reizen door de voormalige Portugese koloniën, zowel in India (Goa) als in Afrika. Zijn roman speelt zich af op het piepkleine eiland São Tomé, de meest geïsoleerde plek in het voormalige Portugese rijk, 834 vierkante kilometer groot, ver in de Atlantische Oceaan gelegen. Het eilandje fungeerde lang als strafkolonie en had economisch alleen iets te betekenen voor de koffie- en cacao-industrie.
Sousa Tavares: ‘In het koloniale tijdperk ging de elite naar India, dat hoog stond aangeschreven. Afrika was voor de losers, het uitschot. São Tomé was de minst geliefde standplaats van allemaal, vanwege het totale
isolement en het gebrek aan welke voorziening van enige culturele betekenis dan ook.’
‘Evenaar’ vertelt het trieste relaas van de Luís Bernardo, een Portugese zakenman die in het begin van de twintigste eeuw door koning Dom Carlos wordt benoemd tot gouverneur van São Tomé e Principe. Bernardo gaat ten onder aan zijn ambitie een einde te maken aan de uitbuiting van de contractarbeiders uit Angola en een overspelige relatie vvan een Britse diplomatervrouw.De figuur van Bernardo is fictie, maar de roman is voor het overige gebaseerd op de historische werkelijkheid, aldus Sousa Tavares, die ten behoeve van zijn roman langdurig op São Tomé en het nog kleinere eilandje Principe verbleef.
In zijn roman biedt Sousa Tavares geen ruimte voor illusies over de zegeningen van het Portugese koloniale bedrijf. In de cynische woorden van een van de figuren uit zijn roman, een Portugese diplomaat in Angola:
‘Weet u hoe wij dit immense land Angola aan het bevolken en bezetten zijn? Nee, niet met het leger, dat komt en gaat. Niet met kolonistengezinnen – wie is er zo gek dat hij met vrouw en kinderen mee zou nemen naar de rimboe, waar geen spoor van beschaafd leven is. Nee, nee, niks van dat alles. Weet u hoe wij dit in beslag nemen? Met armoedzaaiers uit Minho en Alentejo, met in lompen gehulde lui uit Trás-os-Montes die hier aan wal gaan zonder een nagel om hun kont te krabben en die wij, de regering, eigendomspapieren over een stukje land geven, die de arme duivels niet eens kunnen lezen, laat staan dat ze weten waar het ligt. En als ze daar door een wonder heelhuids aankomen en in bezit nemen wat niet anders dan dicht struikgewas is, als ze door een wonder weten te overleven en wat aardappelen poten of rommel verkopen aan de negers, waar is dan hun gezin? Hun gezin dat zijn de negerinnetjes die ze kopen bij de dorpshoofden, een zak bonen voor een vrouw, een varken voor twee vrouwen. Pastoor, huwelijk, kinderen aangeven? Och wat! Het gaat daar puur om overleven en die stumpers zijn dolgelukkig omdat ze één, twee of drie zwartjes hebben die ze hun vrouwen noemen en ze weten verrekte goed dat ze nooit meer weg komen uit het gat waar ze zitten.’
Miguel Sousa Tavares: ‘Als je kijkt naar onze koloniale geschiedenis in Afrika, valt vooral op hoe weinig Portugal in al die eeuwen in de koloniën heeft geïnvesteerd. Er is nooit geprobeerd behoorlijk onderwijs
te brengen aan de lokale bevolking. Erger nog, er was een strategie van bewust dom houden. Als de mensen zouden leren lezen, kwam daar alleen maar narigheid van, vond Salazar. Die politiek voerde hij ook ten opzichte van de bevolking in eigen land. Zonder twijfel heeft dat beleid een enorme rem gezet op de ontwikkeling in Angola en Mozambique, waarvan die landen nu nog last hebben.’
Er was een belangrijk positief verschil met andere koloniale machten, aldus Sousa Tavares. ‘De Portugezen mengden zich veel sterker dan bijvoorbeeld de Engelsen of de Nederlanders met de lokale bevolking. Dat was de sterkste koloniale kaart van Portugal, en dat is ook de reden dat Portugal het zo lang heeft uitgehouden in Afrika. Sterker nog, Portugal was het laatste Europese land dat zich uit Afrika terugtrok.’
In Portugal leefde een fel debat op over de dekolonisatie. Ter rechterzijde kwam zware kritiek op de snelle dekolonisatie die direct na de Anjerrevolutie van 25 april 1974 op gang kwam in Afrika. Het verwijt was dat de socialist Marío Soares na de Anjer-revolutie als minister van Buitenlandse Zaken de Portugese troepen te snel uit Angola en Mozambique terugtrok. Daardoor zou Portugal de deuren wijdopen hebben gezet voor de bloedige burgeroorlogen die direct na het vertrek van de Portugezen uitbraken in die landen.
Sousa Tavares ziet dit debat met lede ogen aan. ‘Er bestond na de Anjerrevolutie helemaal geen andere optie dan zo snel mogelijk tot onafhankelijkheid komen. Portugal vocht sinds 1961 – het jaar dat in Angola de opstand tegen de Portugezen begon – een oorlog op drie fronten in Afrika. Meer dan een miljoen Portugese dienstplichten gingen in de loop der jaren naar de oorlog. Zo´n tienduizend dienstplichtigen kwamen om in de strijd of door ziektes als malaria, honderdduizenden kwamen gewond of ziek terug. Vietnam was er niets bij. Die oorlog heeft onnoemelijk veel schade toegebracht, ook aan Portugal zelf. Het land raakte bankroet, en dat alles voor een droom van een seniele dictator, die zelf nooit verder kwam dan Madeira. Toen de Anjerrevolutie was uitgebroken, legden de soldaten in Afrika gelijk de wapens neer en dansten met de lokale bevolking.’
Drie decennia na de dekolonisatie probeert Portugal de banden met de voormalige koloniën in Afrika aan te trekken binnen de Portugeestalige Gemenebest (CPLP), dat de hoofdzetel in Lissabon heeft. Sousa Tavares is niet onder de indruk van dit instituut: ‘De CPLP biedt een thuis aan beroepsvergaderaars, maar er komt helemaal niets van betekenis uit. Als je de CPLP vandaag zou afschaffen, zou niemand er iets van merken. Wat wél helpt bij het onderhouden van de banden tussen de landen en het conserveren van het Portugees als wereldtaal, is de speciaal op Afrika gerichte zender van de Portugese staatsomroep RTP Africa. Die zender zorgt ervoor dat mensen in Luanda of Maputo nog steeds massaal de straat op gaan als Benfica een voetbalwedstrijd heeft gewonnen. Bovendien is het in Angola en Mozambique eigenlijk het enige tv-station dat onafhankelijke informatie biedt over wat er in die landen zelf speelt. Je zou kunnen zeggen dat dat het enige positieve resultaat is van al die eeuwen van koloniale overheersing.’
Miguel Sousa Tavares, Evenaar. Ambo/Anthos, Amsterdam, 2004. 431 p., €
24,95.