Oliekoorts bedreigt natuurreservaat Bijagos-archipel
De Bijagos-archipel van Guinee-Bissau, een van de rijkste natuurgebieden van de wereld, dreigt ten prooi te vallen aan de oliekoorts die in West-Afrika is uitgebroken. Een reportage.
Tekst: René Zwaap/foto’s: Ernst Schade
BISSAU/BOLAMA – In het roodkoperen licht van de Afrikaanse zon lijkt de stad Bolama, op het gelijknamige eiland voor de kust van Guinee-Bissau, op een Willink-schilderij in de tropen. Wat ooit de trotse hoofdstad was van Portugees Guinee is nu een vervallen ghost town, gelegen tegen een sprookjesachtig décor van mosgroene mangrovebossen en een flonkerende zee vol dolfijnen, zoutwaternijlpaarden en krokodillen. In de voormalige statige panden van het Portugese gouvernement huizen vrijwel alleen nog geiten en vleermuizen. De in grootse koloniale stijl opgetrokken gebouwen verkeren stuk voor stuk in verregaande staat van ontbinding, alsof het behekste plekken zijn, waar alleen de lokale dronkelappen ’s nachts hun behoefte komen doen en hun bed van bladeren leggen. De bevolking van Bolama woont in de aloude palhotas, Afrikaanse hutten van klei en stro, buiten de oude stad gelegen, waar de kinderen opgewonden de stoffige straten komen oprennen als er twee ‘branco pelelés’ voorbij trekken.
In de grotendeels ingestorte katholieke kerk is wonderwel een tableau bewaard gebleven van de drie herderskindertjes van het wonder van Fátima. Bij het voormalige Portugese fort staan nog de nodige oude kanonnen van Krupp. Kinderen gebruiken de verroeste jeeps als speeltuig. Bij de haven is het voormalige gemeentelijke zwembad van Bolama bedekt met mos. De panden van de brandweer, het voormalige Hotel Turismo en de Banco de Ultramar zijn allen veranderd in pittoreske ruïnes.
Ruïneus is eveneens de voormalige limonadefabriek van Bolama, waar Nederland in de jaren zeventig ettelijke miljoenen guldens in investeerde. De fabriek was een pronkstuk van het Nederlandse ontwikkelingswerk en er werd indertijd veel van verwacht. Nu rest er van de fabriek niet veel meer dan een geraamte van staal op een verlaten plek in het bos. Probleem was dat de fabriek bijna exclusief draaide op geïmporteerde spullen. Alleen het sap van de cajú (cashew) kwam uit Bolama, de rest – van de flessen tot aan de verpakkingsstickers – moest per boot worden aangeleverd. Tot overmaat van ramp bleken de bittere cajú-appeltjes van Bolama niet geschikt voor limonade. Het resultaat was dat al snel de lonen van de arbeiders niet meer konden worden opgebracht. Het personeel kwam na maanden geen loon te hebben ontvangen in opstand en roofde de fabriek leeg, tot aan het isolatiemateriaal van het dak, waar nu nog enkele slierten van hangen. Alleen de persmachines en een zware brandkluis gevuld met patroonhulzen bleven staan. De roest heeft ze inmiddels onbruikbaar gemaakt. Achter de fabriek liggen nog grote partijen kartonnetjes met het beeldmerk van de cajú-limonade van Bolama, als laatste herinnering aan wat ooit een mooie droom moet zijn geweest.
Van het standbeeld van Ulysses Grant staat alleen de sokkel nog op zijn plaats. Het monument ter ere van de Amerikaanse president, die in 1870 als scheidsrechter optrad in een geschil tussen Engeland en Portugal om de rechten op Bolama, werd in stukken geslagen in 1974, het jaar dat Guinee-Bissau onafhankelijk werd. Grant werd aangezien voor een Portugees, anders had men hem misschien met rust gelaten. Een monument dat Mussolini op het eiland liet plaatsen overleefde de beeldenstorm wel. Maar er valt dan ook weinig stuk te slaan aan het robuuste brok edelmetaal dat werd geplaatst ter herdenking van de Italiaanse kapitein-piloot Luigi Boca en zijn vier bemanningsleden, die hier op 6 januari 1934 dodelijk verongelukten tijdens een recordpoging direct van Rome naar Rio de Janeiro te vliegen. Het Italiaanse monument staat bij de haven van Bolama, een enkele houten aanlegsteiger waar de plaatselijke bevolking reikhalzend uitkijkt naar de veerboten uit Bissau. ‘Mussolini ai caduti di Bolama’, Mussolini voor de gevallenen van Bolama, staat nog op het monument te lezen.
Na enig zoeken vinden we de brokstukken van het Grant-beeld terug. Ze liggen in de voormalige ambtswoning van de gouverneur van Bolama. De diverse massieve gietijzeren stukken liggen bedekt met spinnenrag in een bedompte tuinschuur waar een speenvarken zich in de modder wentelt. Als we met hulp van een paar nieuwsgierige jongens de loodzware brokstukken controleren, blijkt dat alleen het hoofd ontbreekt. We zetten een prijs op het hoofd van de 18e president van de Verenigde staten, te nuttigen in het restaurant van Dona Maria de Pharmácia, het enige etablissement op het eiland waar bezoek van buiten iets geserveerd kan krijgen. Tot diep in de avond is de de bevolking van Bolama driftig op zoek naar het hoofd van Ulysses Grant, maar zonder succes. De volgende dag, zondag, is men hier vooral beschonken van de bij de mis gedronken palmwijn en komt er van de zoektocht weinig meer terecht.
Guinee werd in 1446 ontdekt door de Portugese kapitein Nuno Tristão, die meteen om het leven kwam toen hij in de buurt van Bissau met pijlen werd beschoten. Eeuwen lang koloniseerden de Portugezen Guinee vanaf de veel verder gelegen Kaapverdische eilanden. Van 1879 tot 1941 was Bolama de hoofdstad van Guinee-Bissau. Op Bolama hadden de Portugezen een strategische plek. Op de achterliggende archipel leefde het vol van de Bijagos, een volk dat de Portugese overheersing nooit accepteerde. Op het roerige vasteland was het niet beter. Nergens anders in Portugees Afrika was er zoveel stug verzet tegen de kolonisator. Het nabijgelegen Ilha das Galinhas (Kippeneiland) fungeerde als strafgevangenis.De Portugezen voerden de ene na de andere ‘pacificatiecampagne’ uit op de eilanden. In 1936 werd het verzet op het eiland Canhabaque gebroken, alwaar de bevolking in opstand was gekomen tegen de belasting op de palhotas, de Afrikaanse hutten van klei en stro. De Bijagos werden gedwongen een aluminium plaatje te dragen waarop stond dat zij hun fiscale plichten hadden voldaan. De innige haat tegen de overheerser bleef, en in 1958 begon de PAICG – het bevrijdingsfront van Guinee en de Kaapverdische eilanden- van Amílcar Cabral de strijd die uiteindelijk tot de onafhankelijkheid zou leiden.
‘Bolama was vroeger een levendige stad’, vertelt Tomas Sampaio, 84 jaar, terwijl hij vanaf de veranda van zijn huis mismoedig uitkijkt op wat rest van het voormalige Hotel Turismo. Hij is een zoon van Portugese immigranten en woont al heel zijn leven op Bolama. Zijn vader was een Portugese bestuursambtenaar, toen Bolama nog de hoofdstad was van de kolonie (dat was het tot 1941). De heer Sampaio is getrouwd met een drie keer zo jonge vrouw en heeft drie kinderen van 4,6, en 10. Elke ochtend een koud bad is zijn geheim.
‘Vroeger deden de lantaarnpalen het, er was elektriciteit, de straten waren betegeld en er was volop leven in de stad’, aldus de kleine oude man terwijl hij een traan uit zijn ogen pinkt. ‘En moet je nu zien. De mensen hier zeggen: “wij hebben de blanken verjaagd, we hebben ze niet meer nodig”. In werkelijkheid is het hier sinds de onafhankelijkheid alleen maar bergafwaarts gegaan’, meent hij. ‘Maar het staat in de profetieën: de blanke man zal ooit terugkomen op Bolama en het heft weer in handen nemen’. Mevrouw Sampaio, een lokale schone met hoofddoek in de kleuren van de Star Sprankled Banner, knikt bevestigend en lacht al haar witte tanden bloot.
De profetieën waaraan Tomas Sampaio refereert zijn de bevindingen van lokale magiërs van Bolama, die de toekomst zien bij het uitvoeren van de heilige offerrituelen. Dat is in Guinee-Bissau een uiterst relevante bezigheid. President João Bernardo ‘Nino’ Vieira groeide ook op in Bolama en laat zich naar verluidt dagelijks door tovenaars en profeten bijstaan ([noot uit 2017: Vieira kwam in 2009 om het leven bij een moordaanslag door opstandige militairen-rz].
De profetie van Bolama zou wel eens sneller in vervulling kunnen gaan dan de bevolking van het eiland in welhaast paradijselijke rust levend van kleinschalige visserij en houtsnijwerk – kan bevroeden. Er is namelijk olie gevonden bij Bolama en de achterliggende Bijagos-eilanden. De Brits-Amerikaanse oliemaatschappij Premier Oil heeft proefboringen gedaan en spreekt van ‘opwindende resultaten’.
Maar die ‘exiting results’ dreigen uit te monden in een ecologische nachtmerrie: de 80 eilanden tellende archipel van de Bijagos, in 1998 door Unesco uitgeroepen tot ‘biosfeer-reserve’van de planeet vanwege de unieke flora en fauna, staan op het punt te worden opgeofferd aan de oliekoorts die momenteel heel West-Afrika in de ban heeft.
De Verenigde Staten, beu om afhankelijk te zijn Arabische oliesjeiks, willen in 2025 maar liefst 25 procent van de binnenlandse oliebehoefte uit West-Afrika importeren.Nu dekt West-Afrika, met name Nigeria en Angola, nog 15 procent van de Amerikaanse olieconsumptie. De afgelopen jaren zijn er offshore langs de gehele kust van West-Afrika, van Mauretanië tot aan Angola, nieuwe rijke olievelden gevonden. Nadat er eerder bij de zuidelijker gelegen eilanden spectaculaire olievondsten werden gemeld, kwamen de Bijagos-eilanden in beeld. Voor de gehele kust van Guinee-Bissau ligt olie, maar nergens zijn de geologische omstandigheden zo veelbelovend als hier.
Tal van oliemaatschappijen togen met mega-aanbiedingen naar het Che Guevara-plein in Bissau, alwaar staatsoliemaatschappij Petroguin is gevestigd. Het Brits-Amerikaanse Premier Oil, een relatief kleine speler die voor 25 procent in handen is van het Amerikaanse Amereda Hess, ging met de Bijagos-concessie op de loop. Premier sloot een contract met Petroguin met de clausule dat 30 procent van de opbrengsten uit de oliewinning op de Bijagos ten gunste van de Guineese staat zullen komen. Er is veel meer olie in de territoriale wateren van Guinee-Bissau, maar een groot deel daarvan wordt gedeeld met buurland Senegal en is naar verluidt van mindere kwaliteit als de olie in de Bijagos. Geologische onderzoeken wijzen uit dat het voor Guinee-Bissau veel voordeliger is om de exploitatie van de olieplas die met Senegal wordt gedeeld zo lang mogelijk uit te stellen. De huidige verdeelsleutel, tot stand gekomen na eindeloze onderhandelingen tussen de beide landen, is dat 85 procent van die olie aan Senegal te beurt valt, tegen 15 procent voor Guinee-Bissau. Door de fluctuatie van de bodemstructuur kan die verdeelsleutel in de toekomst in het voordeel van Guinee uitvallen. Ondertussen kan Guinee-Bissau echter al miljoenen opstrijken van de olie bij de Bijagos en Bolama. Bekommernis om de ecologische toekomst van de eilanden kent de regering niet. ‘Dat is een zorg voor internationale organisaties’, zoals een lid van het kabinet van de regering vertrouwelijk mededeelt.
Voor de exploitatie van de olie in de Bijagos ging Premier Oil een samenwerkingsverband aan met de Amerikaanse gigant Occidental Petroleum Corporation (beter bekend als Oxy) uit Houston, die veertig procent van de rechten op de Bijagos-olie – verdeeld over de zogeheten blokken Sinapa en Esperanca – overnam. De toekomstige oliewinning zal geheel in handen van Premier Oil berusten.
Premier Oil werd mondiaal berucht om de harmonieuze samenwerking met het dictatoriale regime in Birma en staat bekend als een maatschappij die de meest omstreden klussen in de oliewereld aanpakt, zoals bijvoorbeeld de internationaal veel bekritiseerde exploitatie van gas in het beschermd natuurgebied Kirthar National Park in Pakistan. Volgens internationale milieugroepen werd deze licentie illegaal verworven. Occidental, de partner van Premier Oil bij het Bijagos-project, beschikt evenmin over een clean record. De firma heeft ecologisch uiterst omstreden projecten in het Peruaanse regenwoud en in Colombia. De rechten van lokale inheemse stammen worden geschonden. De Colombiaanse U’wa-stam, zeer gekant tegen de pijplijnen van Occidental op hun gewijde gronden, kreeg nadat Oxy president Bush had gealarmeerd het door de VS gesteunde regeringsleger over zich heen. De Peruaanse Candoshi-indianen, die protesteerden tegen de concessies van Occidental voor oliewinning in de Peruaanse Amazone, kregen eveneens met de nodige repressie te maken. Geen bemoedigende precedenten voor wat de Bijagos de komende jaren te wachten staat. Een reprise van het oliedrama in Nigeria, waar 11 jaar geleden schrijver Ken Saro Wiwi en acht leden van de Ogoni-stem werden opgehangen naar aanleiding van hun protest tegen de vervuiling door Shell in de Niger-Delta, is verre van denkbeeldig.
De Bijagos, de grootste eilandengroep van West-Afrika, met meer dan 10.000 vierkante kilometer aan mangrovebossen, groene savannen en parelwitte stranden, zijn een van de weinige plekken op aarde waar zoutwater-nijlpaarden en zoutwater-krokodillen rondzwemmen. De weelderige mangroven aan de kusten van de eilanden houden het zoute water op afstand, waardoor een uniek natuurlandschap is gevormd. De kameroendolfijn heeft hier zijn habitat, zoals ook de al even bijzondere groene zeeschildpad (Chleonia mydas). De Afrikaanse zee-arend, de kroonkraanarend en de kleine pelikaan zijn al even vertrouwd. De archipel is eveneens een van de belangrijkste broedgebieden voor trekvogels uit Europa. Per jaar strijken er 900.000 vogels neer op de Bijagos, onder wie vele soorten uit Nederland, zoals de rosse grutto, de tureluur, de tuimelaar, de dwergstern, de bontbekplevier, de kanoet en de krombekstrandloper. Vandaar ook dat de Bijagos-eilanden deel uitmaken van een vogelbeschermingprogramma van Duitsland, Denemarken en Nederland, verenigd in de Trilaterale Waddenzee Samenwerking. Unesco adopteerde de archipel in 1996 als ‘beschermde biosfeer’, terwijl het nabijgelegen Boloma op het punt staat door de VN-organisatie tot ‘patrimonium van de mensheid’te worden benoemd.
De Bijagos-eilanden konden mede zo ongerept blijven dankzij de religieuze tradities van de bevolking. Voor de animistische Bijagos-stam, dat zich vijf eeuwen lang met hand en tand verzette tegen de kolonisatoren, is de natuur een tempel. Bepaalde eilanden in de tachtig eilanden tellende archipel mogen alleen worden bezocht door degenen die zijn geïnitieerd in de heilige riten van de stam, die op de eilanden zo’n 25000 mensen telt. De broedplaatsen van de groene zeeschildpad op het eilandje Poiläo, elders in de Atlantische Oceaan zo goed als uitgestorven, bleven op die manier op de Bijagos verzekerd van hun privacy.
In december 2005 stond er in Bissau een grote conferentie gepland over de ecologische gevolgen van de oliewinning bij de Bijagos. De conferentie, waaraan onder meer het Wereld Natuurfonds zou deelnemen, werd op het laatste moment afgeblazen. Dit nadat president Vieira de organisatoren had laten weten ‘not amused’ te zijn met het initiatief. Guinee-Bissau maakt met een miljard euro aan staatsschuld deel uit van de mondiale top-10 van allerarmste landen en kan de oliedollars goed gebruiken. Ecologische doemscenario ’s die de wereld verontrusten zijn daarbij niet opportuun. ‘In Guinee-Bissau is de discussie over de olie taboe’, zoals onafhankelijk parlementslid Carlos ‘Pepito’ Schwarz Silva het uitdrukt.
De conferentie die van 19 tot 21 december in Bissau over het dilemma zou plaatsvinden, werd slachtoffer van dat taboe. Volgens ingewijden stapten vertegenwoordigers van Premier Oil, nadat zij van de plannen hadden gehoord, naar de minister van Defensie. Deze stapte op zijn beurt naar de premier, die de president alarmeerde, en deze liet via zijn kanalen weten dat er geen sprake kon zijn van een open debat over de oliekwestie.
De organisatoren hopen op een herkansing in de loop van 2006, vertelt Nelson Gomes Dias, een van de breinen achter het initiatief. Gomes Dias, landbouweconoom en ex-parlementariër, werkt voor de Franse milieugroep UICN en is een van de meest uitgesproken tegenstanders van de olie-ambities van de regering. ‘Guinee-Bissau heeft niets te winnen van de olie-industrie, alleen maar te verliezen’, meent hij. ‘Kijk maar naar de landen in de regio waar al olie-industrie is. De bevolking schiet er niets mee op. Het personeel komt van buiten, het geld gaat naar buiten. De olie-industrie is in West-Afrika nog nooit met respect voor de omgeving omgegaan, zie de vervuiling van de Niger-Delta, waar Shell voor verantwoordelijk is. Premier Oil probeert zich hier te afficheren als een firma die behoedzaam omspringt met het milieu, maar dat zou in Afrika een primeur zijn. Oliewinning zonder vervuiling kan wel degelijk, maar kost extra, en ik zie de oliewereld die investering niet willen maken. Wel in Noorwegen of Finland, maar niet in Afrika’.
Olievervuiling op de Bijagos zou dramatische consequenties hebben voor de visvangst, die nu goed is voor 70 procent van de economie van Guinee-Bissau, aldus Nelson Dias. ‘Guinee-Bissau zou veel meer kunnen verdienen aan de visvangst. Het probleem is dat de visserij in ons land nauwelijks is ontwikkeld. Onze territoriale wateren worden voortdurend geschonden door grote visserijvloten uit Europa, Azië en de Afrikaanse buurlanden, met name Senegal en Guinee-Konakry. Maar dit land heeft de wereld nog zoveel meer te bieden. Garnalen, cashew-noten, mango’s, oesters, we hebben hier alles bij de hand. Middenin de oorlog, toen de import geheel stil lag, aten we hier bakken oesters en dronken we palmwijn. Dit land loopt over van voedsel. Het probleem is dat we het niet aan het buitenland kunnen verkopen, tenminste niet tegen een eerlijke prijs. Zo heeft Guinee-Bissau de beste rijst van de wereld. Alleen kost het te veel om de rijst naar de stad te brengen, mede dankzij het feit dat de wegen bijna allemaal in deplorabele staat zijn. Het gevolg is dat onze rijstvelden worden kaalgevreten door ratten en vogels, terwijl er goedkopere rijst uit Thailand en Indonesië wordt geïmporteerd’
Nelson Dias heeft nog steeds hoop dat de ecologische nachtmerrie voor de Bijagos kan worden afgewend. ‘Een paar jaar geleden had een Spaanse firma plannen om op Bolama een sloopbedrijf voor schepen te vestigen. De contracten met de regering waren al getekend. Het zou dramatische consequenties hebben gehad voor het milieu, want deze industrie leidt onvermijdelijk tot vervuiling met kwik en asbest en andere giftige stoffen. Uiteindelijk ging het project toch niet door, dit nadat op de eilanden een Greenpeace-video werd vertoond over de ecologische gevolgen van de scheepsontmanteling. De mensen die die film zagen begonnen te huilen en te schreeuwen, en zo werd de regering gedwongen om de Spanjaarden nee te verkopen’.
Het presidentiële paleis van Bissau biedt heden onderdak aan een grote kolonie vleermuizen. Bij het vallen van de avond verlaten ze hun presidentiële behuizing en scheren ze in lidformatie bliksemsnel boven de stoffige straten, op zoek naar voedsel.Vanaf het balkon van Pension Dona Berta aan de Avenida Amílcar Cabral, de hoofdstraat van Bissau, tevens de enige straat met werkende lantaarnpalen die de 350.000 inwoners tellende hoofdstad van Guinee-Bissau rijk is, is de dagelijkse vleermuizenparade goed te zien. Het is even wennen, vooral als een van de stekeblinde beestjes uit koers raakt en hysterisch gillend over je hoofd scheert, maar na een paar dagen worden ze een vertrouwde verschijning, net zoals de gieren die even verderop rondjes dreigende rondjes vliegen bij het VN-gebouw.
De laatste officiële bewoner van het presidentspaleis was Kumba Ialá¡, die in 2003 bij een staatsgreep van het leger werd afgezet, in de zoveelste akte van de bloedige broedersage die zich sinds de onafhankelijkheid meester maakte van het voormalige verzet tegen de Portugese overheerser in Guinee-Bissau. Kumba, een behendige demagoog die door diplomaten in Bissau wordt omschreven als ‘een man met ernstige stemmingwisselingen’, deed in 2005 nog een poging het presidentspaleis gewapenderhand te heroveren. De vele kogelgaten in het pand getuigen van die laatste episode [noot uit 2017: Kumbia Ialá oveleed in 2014 aan een hartstilstand-rz] .
Het grote probleem van het land, zo meent onafhankelijk parlementariër Carlos ‘Pepito’ Schwarz, is dat Guinee-Bissau na meer dan dertig jaar onafhankelijkheid nog steeds wordt gerund als een Spartaanse vechtstaat. Het leger is oppermachtig en eigent zich grote vrijheden toe, bijvoorbeeld door participatie in de internationale drugshandel, die volgens een recent VN-rapport een belangrijk doorvoerpunt heeft gevonden in Guinee-Bissau, waar speedboten vol met cocaïne uit Zuid-Amerika een veilige haven vinden in eindeloze delta’s van de Bijagos. Onlangs spoelde er een grote partij coke aan op de Bijagos. De onwetende bevolking verkocht de drugs als zijnde specerijen op de markt. ‘Het probleem is dat de guerilla-mentaliteit na het vertrek van de Portugezen is gebleven’, aldus Carlos Schwarz. ‘Bij gebrek aan een collectieve vijand leefden de tribale tegenstellingen op en begonnen de Guineese leiders elkaar naar het leven te staan. Dat begon al in 1973, toen AmÃlcar Cabral, leider van de PAIGC, door zijn eigen lijfwacht werd vermoord, en loopt door tot de dag van vandaag’. De strijd om de oliewinsten vergroot die instabiliteit alleen maar. Carlos Schwarz: ‘President Nino en Kumba hebben nu tijdelijk een deal gesloten. Kumba is momenteel in vrijwillige ballingschap, naar men zegt in Libië of in Marokko, maar het zal niet lang duren of hij zal terugkomen. Als leider van de Balanta-stam, het grootste volk van Guinee-Bissau, is hij een te vrezen tegenstander. Dat is een tijdbom voor president Nino, die zijn positie vooral te danken heeft aan het feit dat de Amerikanen hem de hand boven het hoofd houden. Zodra er meer zicht is op de te verwachten oliewinsten, zal de strijd naar te vrezen valt gelijk weer oplaaien. Er is al sprake van heropleving van de strijd in de Casamanca-regio, op de grens met Senegal, waar het Guinese leger vecht tegen lokale separatisten van de Movimento das Forcas Democraticas da Casamanão (MDFC), die streeft naar onafhankelijkheid van Senegal. Honderden mensen zijn al gevlucht naar Senegal, en dat alles in het jaar dat de president heeft uitgeroepen tot het jaar van de vrede en de verzoening. Daarnaast zie je buiten Bissau toenemende druk van het leger, dat razzia’s organiseert tegen lokale radiostations en journalisten bedreigt’.
Inmiddels staat de Amerikaanse ambassade in Bissau, zes jaar geleden gesloten vanwege de burgeroorlog opvlamde, op het punt van heropening en startte Premier Oil een goodwillcampagne in Guinee-Bissau. De firma schonk in november 2004 geld voor de renovatie van de kinderkliniek van het Simão Mendes-hospitaal in Bissau, ’s lands grootste ziekenhuis. Premier Oil-topman Charles Jamieson sprak bij die gelegenheid vrome woorden: ‘De inkomsten van commerciële olieproductie in West-Afrika kan de levens van sommige van ’s werelds armste volkeren veranderen. Premier streeft ernaar dat dit ook in het geval van Guinee-Bissau het geval zal zijn’.
Premier Oil beloofde meer donaties aan het ziekenhuis, maar daar is later nooit meer iets van vernomen, vertelt Johannes Mooij, de uit Nederland afkomstige beheerder van het ziekenhuis: ‘Maar we wachten met spanning, want we hebben hier gebrek aan alles’.
Jan van Maanen, consul honorair van Nederland en het Verenigd Koninkrijk te Bissau, ziet de toenemende oliekoorts in Guinee-Bissau met argusogen aan. ‘West-Afrika in zijn geheel was al hard op weg de meest instabiele plek van de wereld te worden, en de komst van de olie-industrie draagt in de regel zeker niet bij tot stabiliteit’. Dat er olie is in Guinee-Bissau was al lang bekend, zegt Van Maanen. ‘Al in 1980 kwam ik op het strand van Biombo, enkele uren rijden van Bissau, een verdwaalde Amerikaan tegen die druk bezig was met seismische metingen om proefboringen voor te bereiden. Die man schrok zich overigens een ongeluk toen hij mijn auto zag opdagen: hij dacht dat hij zich op een onbewoond eiland bevond. Waarmee maar weer eens bewezen werd dat er grenzen zijn aan de capaciteiten van de olie-industrie’.
Liever zag Van Maanen, alias ‘de onderkoning van Bissau’ vanwege het imponerende zakenimperium (een importbedrijf, een supermarkt en een radiostation) dat deze voormalige ontwikkelingswerker uit Nijmegen hier heeft opgebouwd, de Guineese regering zich concentreren op de betere bescherming van de territoriale wateren, die volgens hem worden overheerst door cokepiraten uit Zuid-Amerika en leeggevist door vaak illegale vissersvloten uit o.m. Spanje, Japan en Senegal. Van Maanen heeft bij het ministerie van Buitenlandse Zaken in Den Haag geïnformeerd of het niet mogelijk is dat de Nederlandse marine enkele schepen stationeert in de Guineese wateren. Zoals het voor hem ook de hoogste tijd is dat de internationale gemeenschap de ogen opent voor de noden van het straatarme Guinee-Bissau, te beginnen met het zenden van diplomaten en NGO’s, die het land na de laatste oorlog massaal zijn ontvlucht. Van Maanen: ‘Ik hou van dit land, een van de weinige plekken ter wereld waar christenen, moslims en andersgelovigen volstrekt in harmonie met elkaar samenleven, en het zou rampzalig zijn als de oude stamrivaliteiten weer opleven om een dispuut om olie waar de bevolking toch nooit iets aan zal hebben’ .
Deze reportage kwam tot stand dankzij een bijdrage van HIVOS.
Voor meer foto’s van Ernst Schade zie www.ernstschade.com