Home > Achtergrond > Profiel: Conrad Detrez, Belgisch revolutionair in Rio
AchtergrondartikelenBraziliëLiteratuur

Profiel: Conrad Detrez, Belgisch revolutionair in Rio

De Belgische journalist en schrijver Conrad Detrez vond in de jaren ’60 zijn tweede vaderland in de arbeiderswijken van Rio de Janeiro.

door Peter Daerden

Conrad Detrez werd op 1 april 1937 geboren in Rukkelingen-aan-de-Jeker, een dorpje op de Vlaams-Waalse taalgrens, waar zijn Franstalige vader zich als slager gevestigd had. Hij kende een vrij afgezonderde jeugd en bracht de meeste tijd door in strenge katholieke internaten waar hij werd klaargestoomd voor een leven in dienst van de Kerk. In 1959 schreef hij zich in voor theologiestudies aan de universiteit van Leuven. Rond die tijd begon daar een zeker christelijk humanisme in trek te komen, met geestelijke leidsmannen als Emmanuel Mounier en Teilhard de Chardin. Deze sociale, op de wereld gerichte invulling van het geloof, maakte veel indruk op Detrez. ‘Ik wilde een heilige zijn die men herkent aan zijn woorden, aan zijn blik, die men langzamerhand ontdekt door hem te zien handelen, iemand van wie men houdt en niet een personage dat men op het eerste gezicht met eerbied bejegent vanwege zijn kleren, de kleur van zijn sokken of vanwege het merkteken dat zijn schedel tooit en waardoor men zich juist van hem afgesneden voelt’.

Kollege voor Latijns-Amerika

Als seminarist trad Detrez toe tot het Kollege voor Latijns-Amerika, een hoog aangeschreven instelling die Belgische priesters op een verblijf in de Nieuwe Wereld voorbereidde. Zo kwam hij veelvuldig in contact met Zuid-Amerikaanse priester-studenten. Een deel van deze clerus streefde toen al naar een soort ‘bevrijdingsleer’. De meest in het oog springende figuur onder hen – net voor Detrez’ komst vertrokken – was ongetwijfeld de Colombiaan Camilo Torres. Onder deze invloed deed de derde wereld-gedachte intrede in Detrez’ leven. Hij ging behoren tot de eerste generatie van de zogenaamde tiers-mondisten in Europa. Onder meer Sartre had daartoe reeds het intellectuele pad geëffend, met zijn bezoeken begin jaren zestig aan Brazilië en castristisch Cuba en zijn voorwoord in het toentertijd beruchte Les damnés de la terre van Frantz Fanon.

Detrez zelf besloot zijn priesteropleiding niet af te maken en vertrok in 1962 als lekenhelper naar Brazilië. Zijn plaats van bestemming was Volta Redonda, zo’n honderddertig kilometer landinwaarts gelegen van Rio de Janeiro. Volta Redonda was het centrum van de ijzerindustrie in Brazilië. De komst van de fabrieken was er gepaard gegaan met de vestiging van een lompenproletariaat onder negentiende-eeuwse sociale omstandigheden. Detrez werd zes maanden gestationeerd in een arme buitenwijk van de stad, waar hij samen met de arbeiders leefde en werkte.

Rond de jaarwisseling 1962-63 verhuisde Detrez naar Rio de Janeiro. Hij vestigde zich in een buitenwijk in de Zona Norte , een echte working class buurt en niet bepaald het Rio van de prentbriefkaarten. Maar deze omgeving had toch een bevrijdende werking op hem, want ze introduceerde Detrez in de wereld van het zwarte of gemetisseerde Brazilië. Blank Brazilië is hij altijd conformistisch, provinciaal en kleinburgerlijk blijven vinden. Rio werd tenslotte ook Detrez’ amoureuze bevrijding, en de ontdekking van zijn biseksualiteit. Zijn Braziliaanse muze kreeg gestalte als ‘Sonia’ in de roman L’herbe à  brûler. Beatriz Nascimento, zoals zij werkelijk heette, was in 1942 geboren in de kleine deelstaat Sergipe en zou later een belangrijke historica van het Braziliaanse slavernijverleden worden.

Ondergronds

In Rio zocht Detrez ook aansluiting bij door het christelijk personalisme geïnspireerde bewegingen. Zo raakte hij goed bevriend met de latere bevrijdingstheoloog Frei Betto. Het land stond toen al bloot aan zware sociale en politieke spanningen. Na omverwerping in 1964 van de linkse hervormingsgezinde president João Goulart greep het leger er de macht. Het is opvallend hoe die ontwikkeling bijna al haar opposanten naar het marxisme dreef, zoals ook in andere Zuid-Amerikaanse landen. Ook Detrez sloot zich aan bij een ondergrondse beweging en werd grondig geschoold in het marxisme. Ongetwijfeld was dit alles zeer gebrekkig gefundeerd, grillig, en neigde het naargelang de omstandigheden van romantisch revolutionarisme tot dogmatische retoriek. ‘Mijn gebrek aan beginselvastheid, kenmerkend, zei men tot mijn opluchting, voor maar al te veel strijders, dreigde op de barricade, als de strijd eenmaal was hervat, tot “wankelingen” te leiden. Mijn marxisme werd beoordeeld als verward, subjectief, primair, onzuiver en achterlijk, kortom: poëtisch’.

Régis Debray

In februari 1967 werd Detrez gearresteerd door agenten van het zogenaamde Departement voor Politieke en Sociale Orde. Na enkele dagen opsluiting kwam hij door bemiddeling van de Belgische ambassade vrij. Detrez’ gevangenschap maakte wel enige ophef en de krant Jornal do Brasil sprak in een editoriaal zelfs schande over wat de Belgische ‘katholieke militant’ overkomen was . Amper enkele weken later viel een andere Europese fellow traveller in Zuid-Amerika een vergelijkbaar lot toe. Régis Debray, de Franse kompaan van Che Guevara, verdween in een Boliviaanse cel en zou pas drie jaar later in vrijheid komen.

De uitgezette Detrez koos in eerste instantie voor een ballingschap in Algerije, op dat moment een belangrijk trefpunt voor Braziliaanse dissidenten. Korte tijd later belandde hij in Parijs, waar hij zich in een soort bohèmebestaan nestelde. De kost trachtte hij te verdienen door journalistiek werk. Hij schreef bijdragen over zowel Latijns-Amerika als over de gebeurtenissen in België. Met aandacht volgde hij het taalconflict rond de universiteit van Leuven. In een opmerkelijke bijdrage in Le Monde koos de Waal Detrez partij voor de vervlaamsing van de universiteit. Bij de mei-revolte in Parijs stond Detrez van meet af aan op de barricades. Toch was die episode wellicht niet zo bepalend in zijn leven. Hij was al een dertiger en had in Brazilië ingrijpender gebeurtenissen ondergaan.

Carlos Marighella

In Brazilië zelf beloofde de nieuw beëdigde president Costa e Silva het regime humaner te maken. Detrez ging in op die – achteraf gezien zeer kortstondige – liberalisering en vestigde zich in het najaar van 1968 in São Paulo. Hij werd er redacteur buitenland bij een middelgrote krant, de Folha de Tarde. Het verzet tegen de militairen begon rond die tijd heel nieuwe trekken te vertonen en was vaak uitgesproken gewelddadig. De ideeën van Fidel Castro over revolutie op het platteland werden verruild voor stoutmoedige, semi-terroristische aanslagen in de grote steden. De op de voorgrond tredende figuur daarin was Carlos Marighella, een veteraan uit de officiële communistische partij, maar niet zo bekleed met het romantische aureool van vele guerilleros uit die tijd. Als reactie op de successen van de guerrilla vond een steeds hardere repressie met een georganiseerd systeem van folteringen plaats. Niemand leek meer veilig en Detrez vluchtte halsoverkop richting Parijs.

Handboek voor stadsguerilla

Toch reisde hij in juli 1969 – al was het deze keer clandestien – opnieuw naar Brazilië. De hem nu ten laste gelegde opdracht zou zijn naam een definitieve stek bezorgen in de links-revolutionaire annalen. Hij had een geheime ontmoeting met guerillaleider Marighella, nam deze een interview af en kreeg theoretische teksten meegestuurd. Detrez was de uitgelezen persoon bevonden om het Braziliaanse verzet in Europa meer ruchtbaarheid te geven. Nog vóór hij goed en wel dit ‘handboek’ voor stadsguerilla in Parijs zou samenstellen werd de geestelijke vader ervan reeds vermoord. Detrez zelf voelde, in Frankrijk, steeds meer officiële tegenwerking. De door hem verzorgde publicatie van Marighella’s geschriften werd door de Franse minister van Binnenlandse Zaken verboden en in beslag genomen. In een uitgave onder gemeenschappelijk beheer zorgden een twintigtal uitgevers daarop voor een nieuwe editie van Pour la libération du Brésil.

Misplaatst avonturisme

In 1970 verhuisde Detrez voor de tweede maal naar Algerije. In Brazilië, waar de repressie haar meest rigide fase bereikte, werd hij bij verstek tot twee jaar gevangenis veroordeeld. Voor het eerst vond toen een meer kritische evaluatie van de gebeurtenissen plaats, en het besef zich door overhaast en misplaatst avonturisme gedreven te laten hebben. Detrez was daar later zeer duidelijk over: ‘Wat mijn generatie in verband met Latijns-Amerika heeft gedaan heeft niet tot een overwinning maar tot een nederlaag geleid. Na de arrestaties, de gevangenis, de dood, de folteringen, de moorden, de ontmanteling van de weerstandsorganisaties, moet men zich gaan afvragen of wij de juiste methode hebben gebruikt, of wij anders te werk hadden moeten gaan?’
Die bittere smaak deed Detrez, vele illusies armer, eind 1971 naar Brussel terugkeren. ‘Nog een paar dagen en ik zou mijn achtentwintigste [sic] jaar ingaan. Mijn ziel telde er tienmaal zo veel. Ze had de motieven verloren die haar hadden doen leven, haar soms heel hoog en heel ver hadden gedragen, ze voelde zich afgeleefd. Mijn ziel had alles geleerd. Ze wist op haar beurt dat God dood is, dat de revolutie de mensen die haar voeren vermorzelt, dat de liefde onmogelijk is’.

Gehallucineerde autobiografie

Hij moest weer met zichzelf in het reine komen. Hij wilde nagaan, via de pen, waar dat radicalisme in hem vandaan was gekomen: zijn emigratie naar Brazilië, zijn verwerping van het geloof, zijn biseksualiteit, zijn engagement in de revolutionaire beweging. Hij zocht niet naar realistische weergaven van gebeurtenissen, veeleer wel de (traumatiserende) uitwerking die ze op hem hadden gehad. Hij hield van het fantastische uit de Latijns-Amerikaanse romankunst en dit procedé zou hij gretig toepassen. Vooral de herinneringen uit zijn kinderjaren baden in een lyrische sfeer en niet ontoepasselijk zijn zijn eerste drie romans door de kritiek vaak als ‘gehallucineerde’ autobiografie bestempeld.

Rabelaisiaanse humor

De zeer visuele stijl, de picareske verteltrant met haar rabelaisiaanse humor en barokke verbeeldingswereld deden hem met name in Frankrijk als een werkelijk origineel schrijver te boek staan. L’herbe à brûler, het laatste en meest succesvolle deel van de ‘gehallucineerde autobiografie’, werd in 1978 met de Renaudotprijs – een van de grootste Franse onderscheidingen – bekroond. In Vlaanderen en Nederland is hij evenwel nooit echt doorgebroken. Was Detrez van slechte wil? De roman Les plumes du coq, die de verwikkelingen van de koningskwestie schetst gezien door de ogen van een jonge Waal, was een persoonlijke afrekening met het Vlaamse katholicisme. Bij de Nederlandse vertaling in 1978 verklaarde de auteur vergenoegd: ‘Ik ben erg blij dat het boek toegankelijk wordt voor Nederlandse en Vlaamse lezers, want ik sterf van verlangen om de klerikalen in Vlaanderen te schofferen’.

Het is de beeldende kracht van De veren van de haan die echter veel méér zegt over Detrez’ relatie tot de Vlamingen. ‘Hun cultureel genie fascineert me’, zei hij in 1979 in een interview. ‘Ik ben er veel aan verschuldigd. Mijn verbeelding is doordrongen van Vlaamse schilderkunst. Schrijvers als Charles de Coster of Michel de Ghelderode, die ik beschouw als sterke Vlaamse temperamenten – ook al schreven ze in het Frans – hebben me rechtstreeks beïnvloed. Ik heb ook grote waardering voor een man als Claus.’ Veel Parijse critici rekenden hem overigens tot het Vlaamse literaire klimaat. Iets wat Detrez graag beaamde: ‘De Franse geest is mij vreemd. Ik voel me meer aangetrokken door de verbeelding. Ik ben meer beschrijvend en niet zo analytisch, meer visueel dan essayistisch. Ik sta buiten het Franse rationalisme en cartesianisme. Ik ben heel weinig conceptueel. De uitdrukkingsvormen die mij het meest liggen, komen van elders: van de Spaanse en Latijns-Amerikaanse wereld, waarin ik een bepaalde Vlaamse inslag terugvond, vooral het beeldende element’.

Russell-tribunaal

Ondanks zijn literaire bedrijvigheid bleef Detrez contact houden met gevluchte Braziliaanse studenten in België. Hij raakte betrokken bij manifestaties als die tegen de Brazil Export tentoonstelling te Brussel in 1973 of bij het op touw zetten van het Russell-tribunaal tegen de mensenrechtenschendingen in Brazilië. In 1974 schreef hij nog een klein essay over de revolutionaire bewegingen in Latijns-Amerika. Na de werkzaamheden van het Russell-tribunaal vertrok hij naar het woelig geworden Portugal, waar hij twee jaar als correspondent van de Belgische Franstalige radio doorbracht. De agitatie van de Anjerrevolutie maakte hem deze keer veeleer achterdochtig en stilaan zou nu elke invloed van links-radicalisme bij hem wegebben. Het vernieuwde enthousiasme voor zijn guerilla-handboek vanwege de Baader-Meinhof groep was een ander teken des tijds dat Detrez in de armen van de gematigde sociaal-democratie dreef.

Na zijn journalistieke opdracht in Portugal vestigde Detrez zich opnieuw in Parijs. In 1980 verkreeg hij, na elf jaar wachten, amnestie van de Braziliaanse regering. Hij keerde voor drie maanden terug en hield er met Les noms de la tribu een soort reisdagboek bij. Begin jaren tachtig heeft hij in eerder snel ritme een aantal romans en een dichtbundel gepubliceerd. Het te mondaine schrijversleven begon hem echter te vervelen. Hij ging in op een aanbod van de regering Mitterrand om een diplomatieke post in Nicaragua te bekleden. Na zijn naturalisatie tot Fransman kwam Detrez in november 1983 in dienst als cultureel attaché op de ambassade in Managua. Alsof hij een abonnement bezat op omwentelingen maakte hij er het begin van de Sandinistische periode mee. Helaas hield de reisweg daarmee ook op voor de schijnbaar eeuwige schrijver in ballingschap. Geen twee jaar later was hij gedwongen terug te keren en een steeds uitputtender aandoening deed hem naar een Parijs’ ziekenhuis verhuizen. In de nacht van 11 op 12 februari 1985 verloor, geheel onverwacht, de Franstalige literatuur een van zijn meest originele en nog steeds veelbelovende vertegenwoordigers. De nieuwe taboe-ziekte van de jaren tachtig was Detrez fataal geworden.

Twee van Detrez’ romans werden vertaald naar het Nederlands: De veren van de haan (1978) en Dor gras (1980), dat zijn Braziliaanse wederwaardigheden verhaalt.