Home > Achtergrond > Het Heilige Monster
AchtergrondMozambique

Het Heilige Monster

Mario Coluna over voetbal & politiek

De Mozambiquaanse voetballegende Mario Coluna was samen met landgenoot Eusébio de grote man van het roemrijke Benfica van de jaren 60. Anders dan Eusébio keerde hij definitief terug naar zijn geboortegrond. Een interview.

door René Zwaap

MAPUTO – Ze noemden hem ‘o monstro sagrado’- het heilige monster. Spijkerhard maar met stijl, onverzettelijk, onvermoeibaar. Mario Coluna was de aanvoerder van het gote Benfica van de jaren zestig, dat twee Europese titels in de wacht sleepte (1960-1961 en 1961-1962) en het Real Madrid van Puskas, Di Stefano en Gento van de troon stootte. Eveneens was hij kapitein van het legendarische nationale elftal van Portugal dat in 1966 triomfen vierde tijdens het WK in Engeland.Mario ColunaMario Coluna Coluna was als vliegende middenvelder de motor van Benfica. Hij diende zijn club 16 jaar, waarin hij 10 nationale titels veroverde en 6 Portugese bekers. Vijf keer stond hij in de finale van de Europese titel. In 1970 speelde hij zijn laatste wedstrijd in het rood van Benfica, om nog een jaar bij Lyon in Frankrijk te dienen.. Na de beëindiging van zijn spelersloopbaan in 1972 keerde Coluna als jeugdtrainer terug bij Benfica, waar hij o.m. de jonge Rui Costa onder zijn leiding had. Anders dan zijn vriend en kompaan Eusébio koos Coluna ervoor om na 1975, toen Mozambique officieel onafhankelijk werd, terug te keren naar zijn land. Hij werd coach van het Mozambiquaanse elftal en kreeg als afgevaardigde van de Frelimo-partij een zetel in het parlement van de voormalige Portugese kolonie. Tegenwoordig is Coluna president van de Mozambiquaanse voetbalbond en woont hij als weduwnaar in Maputo.
‘Eusébio kreeg na de onafhankelijkheid weliswaar een huis van de regering in Maputo aangeboden, maar daar komt hij bijna nooit’, vertelt Mario Coluna. ‘Dat is hem niet in dank afgenomen, maar ja, Eusébio heeft nu eenmaal zijn leven in Portugal. Daar geniet hij van zijn roem. Hij leeft in de nacht van Lissabon, waar er in iedere discotheek een fles whisky voor hem klaar staat. Geef hem eens ongelijk dat hij niet hier wil wonen. Hij heeft hier in Maputo bovendien weinig te zoeken sinds zijn moeder Dona Luisa is gestorven’.
Ik tref het ‘heilige monster’ van het Portugese voetbal in het kantoor van de Mozambiquaanse voetbalbond aan de Avenida de Samora Machel in Maputo, gevestigd in een oud en vervallen gebouw, zoals bijna de hele hoofdstad van Mozambique oud en vervallen is. Het land heeft zich nog altijd niet weten te herstellen van de lange slepende oorlog die na het vertrek van de Portugese kolonialen uitbrak tussen de marxistische regeringspartij Frelimo en de door Zuid-Afrika gesteunde verzetsbeweging Renamo. Maputo, in de Portugese tijd Lourenço Marques geheten, is door die oorlog, die pas in 1990 ten einde kwam, veranderd van een van de mondainste steden van het Afrikaanse continent tot een monument van vergane glorie, vol heel of half ingestorte gebouwen aan brede stoffige wegen, vernoemd naar communistische grootheden als Karl Marx en Kim Il Sung, omgeven door een onafzienbare keten van krottenwijken, waar naar schatting 1,2 miljoen mensen dagelijks strijden tegen honger en ziektes als malaria, gele koorts, cholera en aids.
De oorlog is ook aan het voetbal van Mozambique niet onopgemerkt voorbij gegaan. Het land dat vroeger, in de koloniale tijd, de ene wereldvoetballer na de andere produceerde, behoort tot de zwakkere broeders van het Afrikaanse voetballandschap. De kwaliteit van de nationale competitie is povertjes, en in vergelijking met vroeger spelen er maar weinig Mozambiquanen in het buitenland – voornamelijk in Portugal, Quatar en Zuid-Afrika. Grote talenten als Coluna, Eusébio, Matateu – de legendarische aanvaller van Belenenses -, Hilário, Costa Perreira, Mario Wilson, Djuca en al die andere grote Afrikaanse namen van het Portugese voetbal heeft Mozambique sinds de jaren zeventig niet meer opgeleverd. Volgens ’s lands meest vooraanstaande sportjournalist Renato Caldeira, auteur van een recent verschenen boek over het leven van Mario Coluna, betrof de laatste echte ontdekking van het lokale voetbal van Maputo een vrouw, Lurdes Mutola, de latere keizerin van de hardloopbaan. In 1987 speelde de toen 16-jarige Mutola als linkerspits bij de junioren van Ferroviário. Maar aan haar voetballoopbaan kwam een einde toen de tegenstander een klacht indiende bij de bond vanwege competitievervalsing. Mutola zou hebben verborgen dat ze een vrouw was. Het leidde tot grote polemieken in de Mozambiquaanse pers, en de speelster verruilde op aandringen van de grote dichter José Craveirinha – die ook in het leven van Coluna, Eusébio en vele andere Mozambiquaanse atleten een belangrijke rol speelde – het voetbalveld voor de atletiekbaan, waar ze het ene na het andere wereldrecord op de 800 meter stuk zou lopen. Mutola heeft al aangekondigd na de Olympische Spelen van Athene graag bij een voetbalclub uit te willen komen (misschien iets voor Perugia), maar tot die tijd blijft het behelpen met het Mozambiquaanse voetbal.
In 1975 liet het overhaaste vertrek van de Portugese machthebbers – die na het uitroepen van de onafhankelijkheid het ultimatum kregen om binnen 24 uur met maximaal 24 kilo bagage het land te verlaten – Mozambique achter in een totale chaos. Ook de tot dan toe bloeiende voetbalcultuur werd lamgeslagen. In de grote steden, waar in de loop van de oorlog honderdduizenden vluchtelingen uit de binnenlanden neerstreken, veranderden de voetbalvelden in krottenwijken. Door de oorlog, de honger en het gebrek gingen er tenminste twee generaties voor het Mozambiquaanse voetbal verloren. Nu is er gebrek aan alles: geld, accommodatie, leiding, trainers, talent. Tot overmaat van ramp ging de vorige president van de voetbalbond er met de karige kas vandoor. Onder leiding van Coluna stelde de Mozambiquaanse voetbalfederatie een reddingsplan op, waar de FIFA 400.000 dollar in investeerde. De bedoeling is een nieuw kader van trainers op te leiden en de jeugd in de krottenwijken – de favelas – via het voetbal te bevrijden uit hu uitzichtloze, miserabele bestaan . Ook de KNVB is voor hulp aan de wederopbouw van het Mozambiquaanse voetbal benaderd, vertelt Coluna. Maar de weg is lang. Bovendien blijft het Mozambiquaanse voetbal achtervolgd worden door tegenslag: in 2003 kwam bijna de gehele selectie van de club Wane Post om het leven bij een busongeluk. Met twaalf doden en dertien zwaar gewonden was het de grootste tragedie in de geschiedenis van het Afrikaanse voetbal.
Mario Coluna spreekt langzaam, maar met dezelfde autoriteit waarmee hij vroeger op het veld tegenstanders als Pélé, George Best, Bobby Charlton en Johan Cruijff toesprak. Als hij terugdenkt aan zijn voetbaljaren, de gelukkigste jaren van zijn leven, welt er af en toe een traan in zijn ogen op. Tegelijkertijd is enige bitterheid hem niet vreemd. De erkenning die zijn voormalige ploeggenoot Eusébio als ‘o rei’- de koning – ten deel viel in Portugal, was voor hem niet weggelegd. Voor Coluna geen standbeelden bij het Benfica-stadion, geen vliegtuigen die naar hem vernoemd zijn, geen uitnodigingen voor staatsbanketten en lucratieve reclamecampagnes. Ze zijn hem al vergeten in Portugal, krijgt hij de indruk, en dat doet pijn. Ooit, zo schrijft zijn biograaf Renato Caldeira in zijn Coluna-biografie ‘O Monstro Sagrado’, gaf Coluna aan een vriend in Mozambique die op reis ging naar Portugal de raad om zich bij Benfica aan te melden en zich voor hem uit te geven: ‘Ze weten toch niet meer hoe ik eruit zie en als ze je voor mij aanzien krijg je misschien nog een speciale behandeling’. In Maputo weten de mensen niet eens wat hij allemaal heeft gepresteerd. Daar hebben ze andere zorgen aan hun hoofd. En de Portugezen, die denken alleen maar aan Eusébío, Eusébio. Het was niet eens mogelijk een Portugese uitgever te vinden voor Coluna’s biografie. Dat steekt Coluna, vertelt zijn biograaf Caldeira: ‘Coluna was voor Portugal misschien nog wel belangrijker dan Eusébio. Hij was de grote kracht van het mythische Benfica van de jaren zestig. Hij heeft Portugal veel gegeven, maar niet veel teruggekregen’.
Mario Esteves Coluna werd geboren op 6 augustus 1935 in Magude, een dorp op 100 kilometer afstand van Lourenço Marques, het huidige Maputo. Zijn vader was een blanke Portugees, met een handeltje in Portugese wijn en bacalhau – stokvis – dat niet al te veel opleverde. Zijn moeder een zwarte Afrikaanse, geboren in Mozambique. Toen hij vier jaar oud was verhuisde de familie naar de hoofdstad. De familie betrok een huis in de wijk van Munhuana. Dictator Salazar had in Portugal net de Estado Novo – Nieuwe Staat – uitgeroepen, een dictatuur op fascistische grondslag, die zich ook in de Afrikaanse gebiedsdelen – Mozambique, Angola, Guinée-Buissau, de Kaapverdische eilanden en de eilanden São Tomé en Principe – harde hand heerste. Degenen die zich verzetten tegen de Portugese overheersers werden bij bosjes doodgemarteld in de gevangenissen van de PIDE, de gevreesde geheime dienst. Er was in die dagen sprake van strenge rassensegregatie in Portugees Afrika – het was zwarte Mozambiquanen bijvoorbeeld niet toegestaan in dezelfde bus als blanken te zitten. De Afrikaanse ingezetenen van het grote Portugese rijk werden gezien als tweederangsburgers, een soort veredelde lastdieren, weliswaar niet meer werkzaam als slaaf, maar als bijna even rechtenloze contractarbeiders, bestemd om hun blanke heren te dienen, die hen bij wijze van contraprestatie redden van het vagevuur voor de heidenen. Blanke Portugezen die zich inlieten met de inheemse bevolking- zoals de vader van Coluna – werden in het koloniale milieu met de nek aangekeken en leefden meer onder de zwarte bevolking.
Als voetballers werden de gekleurde ingezetenen van het Portugese rijk echter niet inferieur geacht. Al in de jaren dertig speelden er tal van Angolanen en Mozambiquanen in de hoogste competitie van Portugal. Voordat Coluna in 1954 naar Lissabon vertrok waren hem al tal van vrienden bij zijn plaatselijke voetbalclub Desportivo Lourenço – een filiaal van het grote Benfica in Lissabon – voorgegaan. Dat was onder meer het geval bij Matateu, een legendarische aanvaller met een vernietigend schot. Matateu, die eigenlijk Sebastião Lucas da Fonseca heette, was de eerste zwarte ster op de Portugese velden. Al gelijk in zijn eerste jaar in Portugal, 1951, schoot hij zijn club Belenenses, dat voor die tijd tamelelijk onbetekenend was, naar grote triomfen. Volgens de kronieken was Matateu in veel opzichten nog superieur aan Eusébio, maar een drankprobleem en het noodlot net iets te vroeg geboren te zijn (1927) stonden roem op internationale schaal in de weg.
Mario Coluna: ‘Van jongsaf aan was het mijn droom om als voetballer in Portugal te spelen, en dan het liefst bij Benfica, de club van mijn vaders voorkeur. In 1950 hield Benfica een tournée door Afrika, waarbij ook Mozambique werd aangedaan. Ik zag de helden die ik alleen maar kende van de radio-uitzendingen voor het eerst met eigen ogen. Benfica was een grote naam – ze hadden dat jaar de Latijnse Cup veroverd op Girondins de Bordeaux, de eerste grote internationale prijs van de club. Hier in Mozambique speelden ze onder meer tegen een selectie van Mozambiquaanse spelers. Het werd 2-2, met twee goals van Matateu, en dat zette in Portugal pas goed de ogen open voor de nieuwe talenten in het Mozambiquaanse voetbal. Matateu kreeg gelijk een contract aangeboden van Belenenses. Mijn beurt kwam vier jaar later. Ik was altijd al gek van voetballen. Van jongs af aan speelde ik op straat, nog op blote voeten. Als junior speelde ik voor twee clubs tegelijk. Ik kwam uit voor Desportivo de Lourenço Marques, maar bleef ook mijn eerste club uit de buurt trouw, João Abasini. Ik speelde gewoon twee keer per dag. Daarnaast deed ik veel aan atletiek, met name hardlopen. In 1954 kreeg ik een aanbieding van Sporting – de grootste concurrent van Benfica – om naar Portugal te komen. Mijn vader overlegde met zijn vriend, dichter José Craveirinha, die bekend stond als een fel tegenstander van Salazar. Hij raadde het af om met Sporting in zee te gaan. Sporting stond op dat moment bekend als een club die heel hecht verbonden was aan het regime, er zaten ook veel agenten van de PIDE bij, en gekleurde spelers waren er nauwelijks welkom. Vandaar dat mijn vader Benfica waarschuwde voor de interesse die er bij Sporting bestond voor zijn zoon. Benfica reageerde onmiddellijk en bood twee keer zoveel geld als Sporting had gedaan. Bij mijn afscheid van Maputo zei José Craveirinha te hopen dat ik als voetballer in Portugal iets zou kunnen bijdragen aan de bevrijding van het Mozambiquaanse volk’.
In Lissabon kwam Coluna als vrijgezel verplicht terecht in het spelershuis van Benfica, het zogeheten Casa de Conçentração. De discipline was er streng. Alleen op maandagavond was het toegestaan naar buiten te gaan, voor de rest van de week was het verplicht om 23.00 uur naar bed. Trainer was de Braziliaan Otto Gloria, die er keiharde trainingen tegenaan gooide, twee keer per dag. Vaak kwamen de spelers kotsend in de kleedkamer. Coluna, eigenlijk ingehuurd als aanvaller, kreeg al gelijk het eerste seizoen een sturende rol op het middenveld, met groot scorend vermogen (gelijk al in het eerste competitiejaar scoorde hij 18 doelpunten) en tegelijkertijd groot defensief en onderscheppend vermogen. Met verbazende kracht en snelheid draafde hij de gehele wedstrijd van voor naar achteren, en zou meer dan 16 jaar bijna geheel blessurevrij blijven. Niet voor niets had hij in Mozambique de bijnaam ‘de tractor’gekregen. Al gelijk in 1954 behaalde het Benfica van Coluna en diens mede-Mozambiquanen Costa Perreira (doelman) en verdediger Arnaldo in de gelederen het nationale kampioenschap. Het jaar daarop werd Coluna onder de wapenen geroepen, hetgeen niet gebruikelijk was bij ‘mestiços’ (mulatten) in Portugal. Coluna speelde in het militaire elftal als aanvoerder en leidde zijn team naar het wereldkampioenschap. Het haar daarop kreeg hij dezelfde functie bij Benfica. Tijdens een bezoek van Benfica aan Brazilië kreeg Coluna goede aanbiedingen van Vasco da Gama en de Flamengos, maar hij kreeg te horen dat hij niet kon worden verkocht. ‘Ik was, zo begreep ik toen, door Salazar uitgeroepen tot património do estado, bezit van de staat – hetgeen inhield dat ik verplicht moest blijven voetballen bij Benfica. De banden tussen de club en het regime waren nauw. Hetzelfde zou later Eusébio overkomen, als ook Amália Rodrigues, de beroemde fado-zangeres. Ik heb haar vaak ontmoet, een keer in de Copacabana in Rio de Janeiro. Ze bleek erg op me gesteld, en gaf me als herinnering aan de ontmoeting een boek van Jorge Amado, de beroemde Braziliaanse schrijver, die bekend stond als een overtuigde communist – het leek me een teken dat ook Amália niet gelukkig was met het regime, in tegenstelling tot wat men later zou beweren’. In Rio verloor Coluna zijn hart aan de zingende en acterende diva Astrid Ria, en als hij op last van dictator Salazar niet terug naar Portugal had gehoeven, had hij ongetwijfeld in Brazilië gebleven.
Onder Otto Gloria behaalde Benfica vier keer achter elkaar de Portugese titel. Internationaal kwamen de prijzen pas met het aantreden van de Hongaarse trainer Bella Guttman in 1959. Mario Coluna: ‘Onder Otto Gloria was de discipline al streng, maar onder Guttman werd het allemaal nog een graadje erger. Ik heb meegemaakt dat twee spelers van Benfica een hoge boete kregen opgelegd omdat ze zonder toestemming van de trainer Coca Cola hadden gedronken. Het was totale controle’. In 1960 werd Benfica verblijd met nog een speler uit Mozambique, de toen nog minderjarige Eusébio. Mario Coluna: ‘Eusébio was een jongen uit Mafalala, toen al de armste wijk van Maputo. Hij kon lezen noch schrijven. Zijn eerste contract tekende hij met een vingerafdruk. In het spelershuis ontfermde ik me over hem, en als we op reis waren deelden we ook altijd de kamer. Tot aan zijn huwelijk heb ik zijn administratie verzorgd, en ook deed ik het beheer van zijn geld. Hij bleef me altijd senor Coluna noemen, ook op het veld’.
Eusébio zit nog als toeschouwer op de tribune als Benfica op31 mei 1960 zijn eerste Europese titel in de wacht sleept met een 3-2 overwinning tegen Barcelona in het Wankdorf-stadion van Bern. Coluna scoorde de winnende treffer, die hij nog steeds beschouwt als het belangrijkste doelpunt uit zijn lange loopbaan. Mario Coluna: ‘Het Barcelona van die tijd, met de Hongaarse sterren Kubala, Kokcis en Czibor, gold als onoverwinnelijk – dat een ploeg uit Portugal hen kon verslaan was een sensatie’. Het volgende jaar stond Benfica – met Eusébio nu wel in de gelederen – in het Olympisch stadion in Amsterdam voor de tweede maal in de finale om de Europese titel, en wel tegen Real Madrid. De wedstrijd, onder leiding van scheidrechter Leo Horn, werd een demonstratie van voetbalkunst van de kant van de Portugezen, die een 2-0 achterstand wisten om te buigen in een 5-3 overwinning, met een goal van Coluna en twee van Eusébio. De Telegraaf sprak bij die gelegenheid van ‘een geweldige demonstratie van voetbal’. Benfica had het ‘rijk van Real Madrid onttakeld’.Uit handen van chef van staat Salazar ontvingen de spelers allemaal een onderscheiding als commandeur van de republiek. Mario Coluna: ‘Ik heb Salazar tijdens mijn loopbaan twee keer ontmoet. Beide keren heeft hij niet veel gezegd. Hij was een man van weinig woorden, op het verlegene af.’
Tegelijkertijd beginnen in Afrika de eerste opstanden tegen de Portugese overheersing. In Angola worden in 1961 meer dan duizend Portugezen en 5000 van hun zwarte personeelsleden vermoord. Na een speciale religieuze dienst in de aanwezigheid van kardinaal Cerejeira en Salazar wordt het beeld van de Heilige Moeder van Fátima naar Afrika overgevlogen als symbool van de Portugese onverzettelijkheid. In november 1961 vertrekt het eerste bataljon commando’s naar Angola. ‘Ik wil slechts soldaten en mariniers zien die hebben gewonnen of die zijn gestorven’, houdt Salazar zijn troepen voor .Het is het begin van een oorlog die dertien jaar zou duren, en die niet alleen wordt gevochten in Angola, maar ook in Mozambique en in Guinee, waar het verzet tegen de koloniale machthebbers ook snel vorm krijgt. Het Angolese bevrijdingsleger MPLA sluit een akkoord met generaal Humberto Delgado, de leider van het Portugese verzet tegen de dictatuur. De Mozambiquaanse vrijheidsbeweging Frelimo zoekt steun bij Fidel Castro, de Sovjet-Unie en China. Het brein van de beweging is de verpleger Samora Machel. In 1962 krijgt Mario Coluna onverwacht bezoek van deze Frelimo-leider. Mario Coluna: ‘Het was tijdens een bezoek van Benfica aan Egypte van Nasser, waar we een inauguratie-wedstrijd van het Nationale stadion van Cairo speelden. In mijn hotelkamer meldde zich een magere, geheel in het wit geklede landgenoot, die werd vergezeld door een Egyptische soldaat. Het was Samora Machel, die toen nog een grote onbekende was voor mij. Hij vertelde dat hij langs kwam om Eusébio te ontmoeten, die net als hij afkomstig was uit de Mafalala-wijk van Maputo. Het was voor mij als speler van Benfica heel gevaarlijk om mijn politieke voorkeur uit te spreken. Maar ik had wel contacten met het Afrikaanse verzet. Mijn vrouw Fernanda was als Angolese een sympatisante, en meer dan dat, van de bevrijdingsbewging MPLA. Daarnaast was ik bevriend met mijn Benfica-collega Chipenda, die fanatiek tegen de koloniale overheersing was en later nog zou uitgroeien tot een leider van de MPLA. Ik had in Parijs samen met keeper Costa Perreira en de Angolese voetballer Santana een geheime ontmoeting met Frelimo-mensen. ‘’Jullie zijn verplicht ons te helpen, zo niet, pakken we wanneer we de orlog heben gewonnen alles van jullie af”, kregen we te horen. We betaalden wat we konden, maar zelf hadden we het ook niet breed. De toon was echter behoorlijk intimiderend’.
Portugal zendt in de loop der jaren meer dan 150.000 militairen naar de drie Afrikaanse fronten – Salazar spreekt van ‘de laatste kruistocht’. De oorlogsretoriek van de dictator verbijstert vriend en vijand. ‘We hoeven niet te huilen om de doden’,aldus de dictator tijdens een tv-speec. Op 10 juni 1963 vindt in Lissabon voor het eerst de Dia de Raça, de ‘dag van het ras’ plaats. Het is een initiatief van het regime op de geboortedag van de nationale dichter Luis de Camões, waarmee de glorie van het Portugese volk en haar heilige missie in Afrika wordt bezongen.
Benfica is in die propaganda-slag een belangrijk instrument.Als grootste volksclub van Lissabon is Benfica een ideaal uithangbord voor Salazar, die de club dan ook telkens van het faillissement redt en er ondertussen voor zorgt dat de grootste vedetten niet worden verkocht aan het buitenland. Coluna: ‘ Natuurlijk beschouwde Salazar ons zwarte spelers als een propaganda-instrument. Wij waren de vaandels van het multi-etnische Portugal, dat in werkelijkheid niet bestond, maar waarvan het regime graag zag dat het buitenland het zou geloven’.
Na de glorieuze overwinning tegen Real Madrid stond het Benfica van aanvoerder Coluna nog drie keer in de finale om de Europa-cup. Drie keer werd er verloren. In de finale tegen AC Milan in 1963, die Benfica met 1-0 aan de neus voorbij zag gaan, werd Coluna opzettelijk gebleseerd door Trapatoni; in 1965 werd er in dezelfde cijfers verloren tegen Inter Milaan, en in 1967 ging het mis tegen het Manchester United van Dennis Law, Bob Charlton en George Best, in een met 4-1 veloren wedstrijd. Het jaar daarvoor hadden Coluna en Eusébio al furore gemaakt in Engeland tijdens de wereldkampioenschappen van 1966. Portugal stal de show tijdens dat toernooi, met een spektakulaire overwinning op het Brazilië van Pelé en Garrincha, en een ijselijke kwartfinale tegen Noord-Korea, dat een 3-0 voorsprong in de eerste helft zag eindigen in een 5-3-nederlaag. Mario Coluna: ‘Na die dramatisch verlopen eerste helft weigerde de trainer, Otto Gloria, ons verdere instructies te geven. Hij was woedend. ‘’ Jullie verslaan de regerend wereldkampioen Brazilië maar tegen deze arme donders die nog hun schoenen andersom dragen worden jullie afgemaakt. Ga dat veld op en win die partij!”, was het enige dat hij de selectie nog wilde meegeven. Ik heb toen als aanvoerder het coachen op me moeten nemen en zoals bekend wisten we toch nog te winnen. Van Samora Machel, de latere president van Mozambique, hoorde ik later dat hij vlak na die wedstrijd, toen hij als leider van het Mozambiquaanse verzet te gast was in Noord-Korea, van de leider Kim Il Sung te horen kreeg: ‘’Samora, zorg dat je de oorlog tegen de kolonialisten snel wint zodat je je twee landgenoten weghaalt uit Portugal, Coluna en Eusébio. Ze hebben de selectie van mijn land te schande gemaakt”. In de halve finale van het toernooi ging Portugal in het Wembley-stadion met 2-1 onderuit tegen Engeland, maar de indruk die Eusébio en Coluna op de wereld hadden gemaakt was onuitwisbaar.
In 1966 scheelt het een haar dat Coluna in de martelkerkers van de PIDE belandt, zoals eerder voor hem collega-voetballers Santana en Chipenda. Mario Coluna: ‘Het gebeurde na een reis met het nationale elftal naar Praag. In het hotel werden we bezocht door studenten uit Angola, die kaartjes vroegen voor de wedstrijd. Omdat we voor de rest toch niemand kenden in Praag deelden we uit wat we hadden, en na de wedstrijd, die we met 1-0 wonnen door een goal van Eusébio, werd het bij wijze van tegenprestatie feest in een van de studentenhuizen. Een verklikker van de PIDE zag hier kennelijk heulen met de vijand in. Toen ik terugkwam in Lissabon kreeg ik een brief van de PIDE met het bevel me te melden bij het hoofdkantoor. Ik ging er met knikkende knieën heen, bekend met de reputatie van deze Portugese Gestapo. Ik werd er opgewacht door twee bomen van kerels, type gorilla’s, die al van plan leken me op te sluiten. Gelukkig kwam er een inspecteur tussenbeide. Hij bleek een bewonderaar en begon te vertellen hoe gelukkig hij was geweest met onze overwinning indertijd tegen Real Madrid. Hij bekeek het rapport over mijn verblijf in Praag met een diepe zucht. Hij praatte met me alsof ik een blanke was en legde uit dat Portugal in Afrika in oorlog was met de zwarten en dat de kapitein van de Portugese selectie daarom geen contacten diende te hebben met zwarte communisten. Hij zei: ‘’Je hebt geluk dat ik vandaag dienst heb, want als er een andere had gezeten was je nu al op weg naar een onderaardse kerker”. Vanaf die dag werd mijn huis ’s avonds in de gaten gehouden door PIDE-agenten in zwarte auto’s. De druk werd opgevoerd. Je voelde je de hele tijd bespied. De muren hadden oren’.
De ironie dat Coluna aanhanger is van de Frelimo en ondertussen met Benfica fungeert als sportief boegbeeld van de Estado Novo is wrang. Benfica wordt door de dictatuur ernstig bevoordeeld, zodat een overwinning tegen Benfica geldt als een overwinning tegen het regime Dat geldt in hoge mate bij de finale om de Portugese beker in 1969 tussen Benfica en het studententeam van de FC Coimbra, de universiteitsstad waar het verzet tegen het salazarisme gemeengoed is. Het regime is zo bang dat Benfica de wedstrijd zal verliezen dat de wedstrijd niet live op televisie wordt uitgezonden en president Américo Tomaz niet komt opdraven om de beker uit te reiken. Een historische goal van Eusébio besliste de wedstrijd alsnog in het voordeel van Benfica, maar de bijna-overwinning van het amateur-studentenelftal van Coimbra geldt nog altijd als een historische slag tegen het salazarisme.
In 1970, het jaar van de dood van Salazar, mag Coluna eindelijk vertrekken bij Benfica. Hij speelt een jaar bij Olympique Lyon in Frankrijk, waar hij in een seizoen evenveel verdient als in alle voorgaande vijftien jaren in Lissabon tesamen. Als op 25 april 1974 met de Anjerrevolutie een eind komt aan de Portugese dictatuur en Mozambique het daaropvolgende jaar met het akkoord van Lusaka onafhankelijk wordt, krijgt Coluna van de nieuwe machthebbers een uitnodiging om zich in Mozambique te vestigen. Als trainer van Textafrica wordt hij de eerste kampioen van de competitie van het onafhankelijke Mozambique. Benfica-collega Eusébio krijgt het moeilijker met de machthebbers van de Frelimo. Hij krijgt geen visum om zijn moeder te bezoeken en wordt bij een poging tot grensovergang vanuit Zuid-Afrika als ongewenst vreemdeling gearresteerd. Op verzoek van Coluna grijpt Samora Machel in en heet deze Eusébio welkom op vrije Mozambiquaanse grond. Eusébio trilde bij die gelegenheid over het hele lijf, zo vertelt journalist Renato Caldeira, die erbij aanwezig was. ‘Samora Machel was een charismatische persoonlijkheid. Als hij sprak, werd je heel stil’.